Bouwen met Staal | Veelzijdig, flexibel, duurzaam Bouwen met Staal

Pontsteiger, Amsterdam

De noordelijke oever van het IJ in Amsterdam is volop in transitie. De voormalige bedrijfsterreinen worden herontwikkeld tot multifunctioneel, tweede stadscentrum. Een van de ‘pieces de résistance’ van de herstructurering heet Pontsteiger, een omvangrijk appartementengebouw van 50.000 m2, naar ontwerp van Arons & Gelauff. Eind dit jaar wacht de oplevering.

« terug naar Architect + Staal februari 2017

Het gebouw verrijst aan de Westelijke Houthavens tegenover het vroegere NDSM-terrein in Amsterdam-Noord. Op deze zichtlocatie fungeert het gebouw als intermediair tussen het oude hoofdstedelijke centrum en het nieuwe hart aan de overzijde van het water. Richting ‘oud Amsterdam’ maakt de nieuwbouw een welkomstgebaar; niet zozeer door de hoogte (met 90 m blijft het gebouw ruim onder de maximaal toegestane bouwhoogte van 145 m), als wel door de majestueuze poortvorm.

Direct aan de oevers van het IJ, op de kop van een lange pier, ‘zweeft’ het gebouw op 7 m hoge kolommen. Tussen de kolommen op de begane grond komen twee langgerekte stroken met commerciële ruimten en openbaar gebied. Eronder ligt een tweelaagse parkeerkelder voor 388 auto’s en een laag met bergingen. Boven deze plinten komen twee stroken van elk zes bouwlagen met voornamelijk driekamerappartementen met balkons.

Deze horizontaal georiënteerde laagbouwdelen lopen aan de kopse zijden uit in torens van 17 verdiepingen. Elke torenverdieping bevat drie appartementen. Bovenin worden de torens verbonden door acht ‘horizontale’ bouwlagen. De onderste twee hiervan krijgen een horecafunctie. De zes erboven gaan zo’n 100 woningen herbergen.

De parkeerkelder, die goeddeels onder de waterspiegel ligt, is door constructeurs Van Rossum en CAE Nederland ontworpen in gestort beton. Op deze kelder rusten de constructies van de laagbouwdelen van het appartementengebouw: prefab-betonnen kolommen en balken met in het werk gestorte wanden.

Minder gebruikelijk bij hoogbouw met woonfunctie zijn de constructies erboven. De dragers van beide torens zijn staalconstructies met breedplaatvloeren en gestorte betonwanden en prefab-betonnen gevels. Een samenspel van betonnen kern (met daarin de liften) en stalen megastructures in de beide kopse gevels zorgt voor de stabiliteit van de torens. Ook de 300 mm dikke gevels werken mee in de stabiliteit. De gevels worden opgebouwd uit dragende sandwichelementen in wit beton, voorzien van glas, een toeslag van noorswit marmer en ingestorte geglazuurde steenstrips.

De constructieve verbinding tussen de twee torens komt op het conto van de stalen brugconstructie op de lagen 19 en 20, op zo’n 60 m hoogte boven het maaiveld. Deze constructie is opgebouwd uit vier vakwerkspanten van elk twee verdiepingen hoog en kanaalplaatvloeren die meer dan 40 m overspannen. Om inklemming tussen de torens te voorkomen, worden de vakwerken ‘vrij’ opgelegd op verzwaarde kolommen. De tweede draagweg is gewaarborgd. Elke staaf in het vakwerk kan afzonderlijk wegvallen zonder dat daarmee de rest van de constructie bezwijkt. Ook de woonverdiepingen boven de brug zijn vervat in vakwerkspanten. De grootste haalt een lengte van 48 m en een hoogte van 9 m.

Buiting Machinebouw en Staalconstructie maakt de spanten uit één stuk in de eigen productiehal in Almelo. Assemblage van spantdelen op de bouwplaats is namelijk uit het oogpunt van (constructieve) veiligheid geen optie. De spanten worden in hun geheel met meerdere mobiele kranen ingehesen en gemonteerd. De overtocht van Almelo naar Amsterdam gaat nagenoeg geheel per schip. Voor de laatste twee kilometer over land wordt een speciaal transportsysteem voor groot materieel, met losse draaischamels ingezet.

In totaal biedt het 50.000 m2 grote complex plaats aan 300 huurappartementen, 66 koopwoningen en enkele penthouses. Circa 5.460 m2 is besteed aan de commerciële voorzieningen. Het ontwerp van het vaste interieur is verzorgd door TANK. Opdrachtgever van het project is de Ontwikkelingscombinatie Amsterdam Arche (Dura Vermeer en M.J. De Nijs).

ADO, februari 2017