Bouwen met Staal | Veelzijdig, flexibel, duurzaam Bouwen met Staal

DNB: Nederlandse industrie gebaat bij Europese afstemming van energie- en klimaatbeleid

Van walserij tot betonproducent, van olieraffinaderij tot voedselmiddelenfabrikant. Zijn bedrijven in de verschillende takken van (basis)industrie in Nederland berekend op de voortdurend stijgende kosten van energie, gebruik van het elektriciteitsnet en de belasting op emissie van broeikasgassen? DNB (De Nederlandsche Bank) heeft ’t onlangs onderzocht.

« terug naar Nieuws

28 april 2025

Van walserij tot betonproducent, van olieraffinaderij tot voedselmiddelenfabrikant. Zijn bedrijven in de verschillende takken van (basis)industrie in Nederland berekend op de voortdurend stijgende kosten van energie, gebruik van het elektriciteitsnet en de belasting op emissie van broeikasgassen? DNB (De Nederlandsche Bank) heeft ’t onlangs onderzocht.

Aanleiding voor de studie is dat de stijging van de tarieven en prijzen in het ‘energiedomein’ de concurrentiekracht van de energie-intensieve industrie in Nederland onder druk zetten. In 2023 was deze industrie (nog) goed voor een toegevoegde waarde van 7% op de nationale economie. Door de kostenstijgingen neemt het concurrentievermogen van deze ondernemingen echter af en dat heeft nadelige gevolgen voor de Nederlandse economie, overheidsinkomsten en instellingen zoals banken die in deze ondernemingen investeren. Hoogste tijd om de impact van de prijsmutaties in kaart te brengen, vindt de DNB.

Vooral chemie en basismetaal geraakt

Het DNB-onderzoek valt in twee delen uiteen. In het eerste deel wordt de invloed van de kostenstijgingen op de productiecijfers van de bedrijven geanalyseerd. Daaruit blijkt dat de stijgende energieprijzen verreweg de grootste uitwerking hebben op de productievolumes, zelfs meer dan die van netwerkkosten en emissiebelasting tezamen. Vooral de chemische industrie en de basismetaalindustrie in ons land worden hierdoor geraakt. In de chemie neemt door de kostenstijgingen het productievolume met naar schatting 8 procent af. In de basismetaalindustrie is dat 9 procent. Daarentegen heeft de papierindustrie veel minder last, omdat ze relatief energie-efficiënt produceren en (mede daardoor) een overschot hebben aan gratis emissierechten.

Verschillen tussen en binnen sectoren

Niet alleen tussen de sectoren, óók binnen de sectoren zijn er aanmerkelijke verschillen, zo wijst deel twee van het onderzoek uit. In dit deel is nagegaan in hoeverre energie-intensieve bedrijven binnen een sector bestand zijn tegen de stijgende kosten door fictief de heffing op CO2-emissie te verhogen naar 50 euro per ton. Heel erg fictief is dat overigens niet, want de Rijksoverheid kan (naast subsidiëren en normeren) kiezen voor het forser beprijzen van uitstoot om de gestelde klimaatdoelen te halen.

Bij dit zogeheten stress-scenario blijken grotere ondernemingen of bedrijven met een buitenlandse hoofdvestiging er relatief goed van af te komen. Ze zijn in beginsel beter in staat om de hogere kosten te dragen. Sommige bedrijven kunnen zelfs winstgevend blijven als ze hun energieverbruik beperken of kosten kunnen doorberekenen aan afnemers. Dat geldt zelfs voor bedrijven binnen de relatief zwaar getroffen sectoren chemie en metaal. Toch zal het aantal verlieslatende industriële bedrijven bij dit scenario oplopen van 17 naar 32 procent.

Pleidooi voor Europese coördinatie

Afstemming van energie- en klimaatbeleid op EU-niveau kan volgens DNB soelaas bieden. De Nederlandse industrie opereert voornamelijk op de Europese markt. Als de kosten voor energie, netgebruik en emissies in alle EU-landen gelijkaardig zijn, komen vaderlandse ondernemingen in een meer gelijkwaardige concurrentiepositie ten opzichte van ondernemingen in andere EU-landen en zijn ze bijvoorbeeld ook beter in staat om kostenstijgingen te verdisconteren in hun afzetprijzen. Bovendien hebben tarief-aanpassingen op nationaal niveau dikwijls een grotere invloed op productievolumes en marges van de bedrijven dan soortgelijke wijzigingen op Europees niveau. Dat benadrukt nog eens de noodzaak van Europese coördinatie.

De veranderende geopolitieke werkelijkheid heeft het belang van een eensgezind Europa al bevestigd. Dat biedt ook kansen om het beleid van grote energieverbruikers te harmoniseren. Dat is goed voor Europa als geheel en in het bijzonder voor de Nederlandse industrie, aldus DNB. Daartoe heeft de EU al stappen gezet via het Draghi-rapport, het Competitiveness Compass en de EU Clean Industrial Deal. Met de Clean Industrial Deal, bijvoorbeeld, verruimt de unie de mogelijkheden voor aangesloten landen om hun industrieën financieel te ondersteunen.

Hoge kosten houden aan

Sinds het Russisch gas is weggevallen, zijn de energieprijzen in Europese landen hoger dan daarbuiten. Vooralsnog blijft dat zo. Zo wordt de prijs van gas in Nederland per eind 2025 geschat op €39/MWh, tegenover €11/MWh in de Verenigde Staten.

Ook de kosten van netwerkgebruik blijven relatief fors, vooral in Nederland. De komende jaren zijn nog flinke investeringen nodig voor het uitbreiden van de capaciteit. Daarnaast is een belangrijke kortingsregeling voor Nederlandse grootverbruikers eind vorig jaar stopgezet, waardoor hun kosten sterk zijn toegenomen ten opzichte van buitenlandse concurrenten.

De prijs van emissierechten voor broeikasgassen onder het Europese Emissiehandelssysteem (ETS) heeft jarenlang gevarieerd van € 5 tot € 10 gemiddeld, maar zit sinds 2018 danig in de lift. Eind dit jaar komt de gemiddelde prijs waarschijnlijk uit op € 67. ‘Zelfs als we rekening houden met de gratis rechten die de Europese industrie ontvangt, betalen Europese uitstoters meer dan uitstoters buiten Europa, waar uitstootbeprijzing vaak minimaal is’, stelt DNB. ‘Maar door die gratis rechten blijft het effect van de gestegen CO2-belasting vooralsnog beperkt, wanneer we dat vergelijken met de gestegen energieprijzen.’

  • Foto: continue-gietmachine Tata Steel, IJmuiden, © Tata Steel Nederland.